Frits Abrahams schreef onlangs in NRC-Handelsblad dat hij het misschien lang genoeg over het “plok, plok, plok” van het tennistoernooi had gehad. Nu had hij het voordeel dat hij dat geluid hoorde op de tv die hijzelf aanzette en kon uitzetten. Dat is met het WK voetballen ook zo, zij het dat je daarbij het “klots, klots, klots” van de bal niet hoort. Gelukkig wordt dit ondervangen door het verschijnsel dat zodra een uitzending is afgelopen, kinderen als koekoeken uit een koekoeksklok naar buiten komen en ervoor zorgen dat het “klots, klots, klots” alsnog gehoord wordt. Waarschijnlijk hebben zij, zoals kinderen – nog steeds? – zijn, het gevoel dat zij net zo iets doen als de spelers die zij op tv hebben gezien. Zeker geven zij aardig wat kunstjes ten beste, voor zichzelf en hun makkertjes, maar meer dan balletje trappen is het niet. Nu heb ik begrepen dat het beroepsvoetbal deze laag of voorraad van trappertjes nodig heeft en de politiek heeft daarvoor dan ook tal van velden aangelegd waar zij hun gang kunnen gaan. Ze hoeven dat helemaal niet meer te doen op straat, waar zij door het verkeer gehinderd worden, of in de achtertuin, waar zij de boze blikken van de buren moeten verdragen.
Ik hoop dat deze politiek ook onder het nieuwe kabinet wordt voortgezet en dat er nog vele van deze eerstelijns oefengelegenheden, als ik ze zo in mijn ondeskundigheid mag noemen, worden aangelegd. Het helpt natuurlijk niks. Het verkeer blijft hinderen en de buren blijven onverdraagzaam.