Het verslag van het laatste college dat Leo Lebecque (1935-heden) over de geschiedenis van het volkenrecht heeft gegeven, in 1987, sluit met de volgende tekst: “Het was het slotcollege van het semester, waarin Jean altijd alle registers opentrok. Het kon in de internationale betrekkingen op het hoogste niveau, zo betoogde hij, voorlopig niet gaan om de gerechtigheid. De interpretaties van dat begrip in de vele culturen die tot de wereldgemeenschap behoren, zijn zo uiteenlopend dat er voor het moment geen overeenstemming te verwachten valt over de vraag wat nu rechtvaardig is en wat niet. Het enige dat overblijft is een praktische houding die zo neutraal mogelijk ten opzichte van waarden staat. Elke heilige oorlog, of die nu gebaseerd is op het wereldcommunisme of op de kapitalistische ideologie of op het nationalisme of op een revival van de Islam of op het absolute pacifisme of op welke van de circulerende ideologieën ook, moet scherp worden veroordeeld. Deze ideologieën kunnen alleen maar leiden tot totale oorlogen waarin geen enkele ruimte is voor redelijkheid. Dàt was de boodschap van Gentili (1552-1608) geweest in de tijd van de grote Europese godsdienstoorlogen van de Reformatie toen alleen geestdrijverij en Rechthaberei de gemoederen beheersten, zodat er geen kwartier mogelijk was. Hugo de Groot (1583-1645) daarentegen, aldus Jean, had een kwart eeuw later weer geschreven over de motieven die een oorlog moeten rechtvaardigen en daarmee mogelijkerwijze de deuren geopend voor nieuwe aanvallen van enthousiasme en fanatisme, voor geestdrijverij en ambitie. Gelukkig, zo besloot Leo zijn college, is de internationale politiek hèm niet gevolgd, maar Gentili, en gedurende enkele eeuwen heeft Europa een relatieve vrede gekend en is het mogelijk geweest met elkaar te praten ondanks de ideologische tegenstellingen. De oorlog was wel niet uitgebannen, maar ingeperkt en beheerst en er was een situatie ontstaan waarin de oorlogvoerende partijen in staat waren vrouwen, kinderen en bejaarden te ontzien en krijgsgevangenen behoorlijk te behandelen, terwijl duidelijk begon te worden dat niet alle wapens in de oorlog geoorloofd waren. En dit was te danken aan het feit dat oorlog sedert Gentili kan worden opgevat als politieoptreden en niet als een blinde drang naar vernietiging van de andersdenkende.”
Hoewel het gaat over de vraag of Hugo de Groot danwel Alberico Gentili de beste visie op het volkenrecht had, vind ik het nog steeds een mooie tekst. De kern? Heilige oorlogen moeten worden veroordeeld.