Ik lees “La fête de l’insignifiance” van Milan Kundera en Pepe Escobar’s, “Who’s pivoting where in Eurasia”. Ik noteer hier een paar dingen vanwege het spanningsveld tussen de beide auteurs: Kundera, de “existentialistische” auteur van literatuur, in hoofdzaak bekend om zijn romans, en Escobar, de “roving eye”, journalist met specialisatie in internationale zaken, in hoofdzaak rond Eurazië. Eurazië zou Kundera ook moeten interesseren, al was het maar omdat hij van oorsprong een Tsjech is, een oost-europeaan, die een groot deel van zijn leven onder de invloed van Rusland en het imperialisme van dat land heeft doorgebracht. Beide schrijvers lees ik graag, hoewel hun beider thematiek – of methodiek? – fundamenteel van elkaar verschilt. Kundera behandelt meer een universele, een filosofische problematiek, die van de existentie; Escobar houdt zich bezig met informatie over de actuele geopolitieke situatie.
Een eerste vraag dient zich aan: heeft die actuele geopolitieke situatie iets te maken met de existentie? Wordt zij erdoor beïnvloed? En hoe moet men zich dat dan voorstellen? Misschien is die vraag tegenwoordig heel actueel. Gezien de energie-situatie waar ieder individu mee te maken heeft – o.m. als benzine- en gasprijzen, als schaarste van deze energie en de mogelijkheid van afsluiting van de Russische leveranciers – is de huidige geopolitieke strijd rond de Oekraïne voor iedere individuele existentie van belang. Iedereen kan er onmiddellijk mee te maken krijgen. Waar iedereen nu al rechtstreeks mee te maken heeft dat is de politiek van klimaatbeheersing of het gebrek daaraan. Een ander voorbeeld is de toenemende centralisatie in supermarkten van de diensten van de steeds meer verdwijnende middenstand en het verlies van productie op kleine schaal die meer individualiteit en identiteit gaf aan de producten. De meeste mensen interesseren zich voor dit laatste niet, boodschappen doen moet snel en handig plaatsvinden, mag geen tijd in beslag nemen. Om dat te bereiken gaat men niet meer af op de eigen smaak, maar op reclameteksten en smijt men ijlings zijn winkelwagen vol in een en dezelfde gelegenheid waar geen personeel aansprekelijk is. Dat is tijdwinst, maar ten gunste van wat? Het is de globalisering bij iedereen, ook bij de huisvrouw die zegt er zich niet voor te interesseren.
Dit soort categorieën van de existentie treft men bij Kundera, die nu juist beoogt aspecten van de existentie in kaart te brengen, niet aan. Zijn zij niet “filosofisch” genoeg? Niet “literair” genoeg? Zijn zij niet “existentieel”? Natuurlijk, hij is geen journalist, hij is een romanschrijver. Als zodanig heeft hij echter ook “semantische velden” of tenminste een (die hij bekijkt met “de wijsheid van de roman” oftewel met “de glimlach van God”, zoals hij ooit gedefinieerd heeft). Wat ziet hij? Inderdaad de existentie, maar waaruit bestaat die? Welke zijn haar aspecten? Is een armoede-loon niet een aspect van de existentie van degene die ermee zit? En de achterstandssituatie? De positie van de vrouw in menig moslimland? Wat Kundera meer ligt: de situatie van de schrijver of kunstenaar onder een communistisch regime? Of nog een mooie: de situatie waarin Europa zich bevindt in de strijd om “the World-Island”, Eurazië? (Moet het naar links of naar rechts, of midden er tussenin?)
Zo te zien is Kundera niet geïnteresseerd in het grootste deel van deze “basale” of “banale” vraagstukken, althans niet expliciet. Ik ben ook te weinig thuis in zijn werk om zijn hele arsenaal aan symbolen en metaforen hierop te ondervragen. Niettemin vrees ik te moeten accepteren dat het hele existentialisme op dit punt gefaald heeft. Het is – net als de roman – teveel in de psychologie blijven steken, in een immaterieel ik-begrip, een nagalm van de ziel in het christendom, misschien wel in een ascetisme dat denkt dat de ziel absoluut superieur is aan de materie en die naar willekeur kan gebruiken of mishandelen. Cartesianisme?
Niettemin, om met Nietzsche te spreken: “Missachte es nicht, noch religiös gewesen zu sein; ergründe es völlig, wie du noch einen echten Zugang zur Kunst gehabt hast. Kannst du nicht gerade mit Hilfe dieser Erfahrungen ungeheuren Wegstrecken der früheren Menschheit verständnisvoller nachgehen? Sind nicht gerade auf dem Boden, welcher dir mitunter so missfält, auf dem Boden des unreinen Denkens, viele der herrlichsten Früchte älterer Kultur aufgewachsen? Mann muss Religion und Kunst wie Mutter und Amme geliebt haben – sonst kann man nicht weise werden.” (F. Nietzsche, Menschliches Allzumenschliches, 292.) Veracht, verdring niet het feit dat je nog godsdienstig bent geweest; doorgrond volledig hoe je nog echte toegang tot de kunst hebt gehad. Van godsdienst en kunst moet men als van moeder en voedster gehouden hebben – anders kan men niet wijs worden. Men kan het nog algemener zeggen: veracht, verdring je vroegere opvattingen niet, vooral vanwege het vervolg van Nietzsches tekst: “Aber man muss über sie hinaussehen, ihnen entwachsen können; bleibt man in ihrem Banne, so versteht man sie nicht.” Men moet echter er bovenuit kijken, ze kunnen ontgroeien; als men in hun ban blijft begrijpt men ze niet. Inderdaad, de gelovige heeft grote moeite zijn geloof te begrijpen, zo de kunstenaar en de overtuigde van zijn mening.
Zo ben ik nog existentialist geweest en lees ik nog wel graag existentialistische literatuur, zoals ik ook nog gemakkelijk theologisch-filosofisch werk kan lezen, bv. van Augustinus of Thomas.
Dit zijn natuurlijk mijn eigen opmerkingen naar aanleiding van wat ik lees, zijsprongen die mij van de tekst afhouden, terwijl ik mijn aandacht bij het gelezene probeer te houden. Waar dat over gaat? In het middelpunt van de roman van Kundera staat het goede humeur. Men kan geen grap waarderen zonder het goede humeur en onze wereld bestaat uit politici, generaals, priesters die geen grap kunnen verdragen. Het goede humeur krijgt men dan ook niet in of van de politiek, de spionage, het geloof in wonderen, maar in de betekenisloosheid, de onbenulligheid, ik zou zeggen de anonimiteit, de ontspanning waarin de betekenissen en het benul op veilige afstand komen te staan. Door haar zonder commentaar door woorden uit te beelden produceert Kundera de wijsheid van de roman, de glimlach van God die de essentie van de roman is: het boek gaat nergens over. Hij is in dit kleine boek van minder dan 30.000 woorden op zijn allermildst. Pepe Escobar is een andere ironist. Hij maakt duidelijk dat de bloedserieuze Amerikaanse en NAVO-topfiguren zo verblind zijn door hun eigen spelletjes dat zij de geopolitieke werkelijkheid die zich in Eurazië voltrekt – de economische en verkeersverbindingen tussen China, Rusland en Europa – volstrekt miskennen en zichzelf tot clowns maken. Hij is niet zo mild als Kundera, maar hij is dan ook geen romanschrijver.