Aan wie denken zulke filosofen als Finkielkraut en Nussbaum? De eerste aan bureaucraten en “bezetenen”, de tweede aan rechters. De ondertitel van haar boek verwijst echter naar het openbare leven zonder die beperking. Politici kunnen het zich volgens mij ook aantrekken. Bureaucraten laten zich definiëren als figuren die beheerst worden door een zuiver functionele intelligentie. Zij zijn de uitvoerders van doeleinden die niet ter discussie staan, die voor vanzelfsprekend worden gehouden. Zo zal een ambtenaar van de waterstaat zijn wegen recht willen construeren, terwijl hij daarmee misschien een landschappelijk waardevol element vernietigt. Hij moet – bij voorbeeld door een actiegroep of door Staatsbosbeheer (als dat nog bestaat) – erop geattendeerd worden dat het zo, uit een oogpunt van landschapsbeheer, niet kan. Ander voorbeeld: een generaal zal met militaire middelen de “vijand” willen verslaan, geen rekening houdende met de diplomatie noch met de vraag of hij wel met een echte vijand te maken heeft. Nog een voorbeeld: het liberalisme is de afgelopen drie decennia beschouwd als de vanzelfsprekend juiste ideologie en “dus” wordt alles geprivatiseerd. (À propos, over dit liberalisme heb ik een mooie publicatie gelezen van Orlando Lentini, getiteld “American Liberalism, One Worldism & World-Systems Analysis”, hier te vinden. Het maakt o.m. duidelijk hoe vanzelfsprekendheden geproduceerd kunnen worden.)
In het overheidsbestuur is nog wel enig besef aanwezig van het algemene van zijn taak, in het particuliere bedrijfsleven is het denken volstrekt functioneel. Het staat helemaal in dienst van de winstmaximering en “is er niet voor” bij voorbeeld de ruïnerende werking van reclame.
Bureaucraten komen dus zowel bij de overheid als bij de grote bedrijven voor. Een kenmerk is de desinteresse voor de individuele dingen, voor het bijzondere, hetgeen nog mals gezegd is, want meestal is er weerstand tegen en bestrijding van het bijzondere, alles moet gestandaardiseerd worden.
Zo’n mentaliteit leidt natuurlijk ook niet tot “nadenken”, integendeel, daar is geen tijd voor en alles is duidelijk.
Bij degenen op wie Nussbaum zich richt gaat het op het eerste gezicht om een andere instelling. Haar boek was de samenvatting van een cursus over recht en literatuur aan de universiteit van Chicago, bestemd voor juridische studenten. Zij waarschuwt niet tegen het bureaucratische functionalisme, maar tegen de economisch-utilitaristische geest die de rechterlijke macht in de VS volgens haar beheerst. (Kennelijk ging zij ervan uit dat de studenten die zij voor zich had, allemaal rechter wilden worden.) Dat de rechters in de VS zo te werk gingen was een stelling van Richard Posner, die een boek had gepubliceerd getiteld “The Economics of Justice”. In continentaal Europa zal men niet zo gauw geporteerd zijn voor deze stelling maar meer denken aan juridisch formalisme, de gedachte dat iets recht is omdat het in de wet of het contract staat en dat het daarom letterlijk moet worden uitgevoerd. Wat in een gegeven geval daarbij recht is is niet het resultaat van alzijdig nadenken over de zaak (zelf), maar wat er in de wet over is te vinden wat altijd iets algemeens zal zijn.
Zie ik het goed dan bedoelt Nussbaum hiertegen te waarschuwen. En nadenken over de zaak zelf vind je, volgens haar, in de roman. Wat treft zij daarin aan?
Wat Nussbaum op dit punt naar voren brengt is erg interessant. De roman omvat personages (“characters”) die handelen (“complex behaviour”) in een wereld (locatie, situatie). Zonder deze elementen geen roman. De roman wil ook gelezen worden en de lezer weet waar hij aan toe is, als hij een boek ter hand neemt dat wordt aangekondigd als een roman. De romanlezer leert, al meefantaserende, oog te krijgen voor werelden bevolkt met mensen die handelingen en daden verrichten, met welke mensen hij zich kan identificeren en voor wie hij sym- of antipathie kan opvatten. Dat alles levert het genre “roman” als zodanig de lezer op. De roman bevat mensenkennis in zowel gedetailleerde als algemene zin, in de eerste plaats gedifferentieerde. Vier andere “features” die Nussbaum behandelt, behoren tot het standpunt van de schrijver en ook daarvan leert de lezer, namelijk hoe hij een standpunt kan innemen over mensen en hun wereld. Kortom, romans lezende en/of schrijvende wordt men menselijk (“humane”). Men krijgt oog voor de details. Men krijgt, om tot Finkielkraut terug te keren, niet alleen oog voor de wetten van het leven, maar ook voor zijn jurisprudentie.
(Wordt vervolgd.)
Een intelligent hart 2
16 woensdag sep 2009