Ik denk dat het concept van “een intelligent hart” bij Salomon niet dezelfde betekenis had als het voor ons heeft. Voor ons ontleent het zijn spanning aan de tweespalt tussen Verlichting en Romantiek. Intellect staat daarbij voor het rationalisme dat in de tijd van de Verlichting opgeld deed, terwijl het hart het symbool of de locatie is van het gevoel waarmee de romantiek wegloopt. De combinatie van de twee woorden produceert een oxymoron. Voor Salomon deed het dat niet. Ratio en emotie lagen voor hem niet uit elkaar. In onze tijd is de ratio het terrein van de filosofie, de emotie dat van de kunst, in het bijzonder de muziek en de literatuur. Voor Finkielkraut en Nussbaum moet de bestuurder zijn bestuurskunde en de rechter zijn rechtsgeleerdheid uitbreiden met de lectuur van romans.
Toen Salomon, de zoon van koning David, net koning was, zo gaat het verhaal in Koningen 1, 3, 5-14, droomde hij een keer dat hij met God in gesprek raakte. “Vraag maar wat je wil,” zei God, “ik zal het je geven.” Salomon antwoordde met enige retorische omhaal, dat hij zijn hulp heel hard nodig had. “…ik ben nog zo jong en ik heb nog geen ervaring. Ik sta nu voor de taak uw uitverkoren volk te leiden … Schenk uw dienaar een opmerkzame geest zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad. Want hoe zou ik anders recht kunnen spreken over dit immense volk?”
Hij vroeg deze gunst dus niet om privé-redenen, niet voor zijn eigen levensovertuiging of zo, maar om een leidraad te hebben bij de uitoefening van zijn koningschap, een koningschap dat indertijd vooral uit rechterschap bestond.
God was enthousiast over deze wens van Salomon. Hij vertaalde haar in “het vermogen om te luisteren en te onderscheiden tussen recht en onrecht” en vervulde haar door aan de koning “veel wijsheid en onderscheidingsvermogen” – plus nog wat in beider ogen trivia waren – te schenken. “Als je mij maar gehoorzaamt,” voegde hij eraan toe, wat, zoals bekend, Salomon niet gedaan heeft.
Ik leg hier nogal wat nadruk op, omdat ik mij afvroeg voor wie de behoefte aan een “intelligent hart” relevant is. Kennelijk was het voor Salomon – op deze plaats, in de boeken Spreuken en Prediker is het waarschijnlijk anders – niet iets waar iedereen over moest beschikken. Terecht hebben Finkielkraut en Nussbaum het dus tegen bestuurders en rechters.
Ik wil nog een andere opmerking kwijt. Voor zover ik hierboven teksten uit de bijbel aanhaalde, heb ik die ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling (NB) van 2005, een gezamenlijk katholiek-protestants werkstuk. Voordien gebruikte ik de Petrus Canisius-vertaling (OB) van 1955. Vergelijking tussen de twee vertalingen is heel interessant. In de OB vraagt Salomon: “Geef uw dienaar een opmerkzaam hart, om uw volk te kunnen oordelen, en onderscheid te maken tussen goed en kwaad; want wie is anders in staat, dit machtige volk van U te besturen?” God antwoordt dat hij hem gevraagd heeft om “inzicht, om het recht te verstaan” en voldoet aan deze wens door “een wijs en verstandig hart” te geven.
Ik ga hier niet meer uitvoerig op in, ik vrees dat men dit alles niet al te letterlijk moet nemen en er in ieder geval geen strenge theorie aan moet ontlenen. Misschien heeft Nussbaum dat ook gedacht, want waar zij uitvoerig, drie kwart van haar boek lang over de rechtspraak schrijft, noemt zij Salomon niet.
Misschien zijn dit wat zijdelingse opmerkingen en loop ik het risico dat ik afdwaal van mijn eigenlijke onderwerp: de waarde van de roman. Wat al de bovengenoemde auteurs zoeken is, lijkt mij, wat Kundera noemde de wijsheid van de roman. Hij kwam daarmee in een lezing die als 7e deel is opgenomen in “L’art du roman” (1986). Waarin bestaat die wijsheid?
(Wordt vervolgd.)